Mijn vriend dronk elke dag iets meer. Eerst een pilsje na het eten, toen ook tijdens het eten, en daarna zelfs als ik stond te koken. Ik zei daar weleens iets van, grappend, maar dat wuifde hij weg.
Als we een feestje hadden kon hij echt geen maat meer houden. Daar hadden we dan discussies over: was het nou zo erg? Of gewoon drinken voor de gezelligheid? Mensen zagen hem als levensgenieter, als gezelligheidsdier. Daarom zagen ze niet hoeveel hij eigenlijk dronk. Ik wel, maar ik kon er de vinger niet op leggen. Wel maakte ik me steeds meer zorgen.
Ik durfde hem eigenlijk niet meer alleen te laten met de kinderen.
Ook moest ik voorkomen dat hij met ze in de auto stapte als hij had gedronken.
Ik heb zijn beste vriend gebeld: ‘valt het jou ook op?’ Samen met hem ben ik met mijn vriend gaan praten. We hebben zelfs online een zelftest gedaan. Je vult dan anoniem in hoeveel je drinkt en krijgt direct advies. Daaruit bleek dat hij wel in de gevarenzone zat. Toen konden we zeggen: we maken ons zorgen en we willen dat er iets verandert.
Dat gesprek heeft veel in beweging gezet. Hij vertelde dat hij dronk om de werkdruk aan te kunnen. We gaan samen kijken hoe hij in gesprek kan met zijn baas. Hij hoeft het niet alleen te doen. En ik ook niet.